De eerste indruk
Een grote groene wereld met een levensader in de vorm van een grote rivier die zich slingerd door het groen wat de
Surinaamse bevolking het "bos" noemt, maar wat een deel is van de grootste jungle ter wereld.
Suriname grenst aan Guyana en Frans
Guyana aan het oosten en westen en v.w.b. het oerwoud aan Brazilie. De Surinamerivier kronkelt zich een weg door het oerwoud voor
ongeveer 80% van het land. Een zeer boeiend land hebben we te verkennen. Van de grote stad Paramaribo via de soms onberekenbare rivier
naar de kleine dorpen ver het binnenland in. Op zoek naar oude culturen, boeiende mensen, wilde dieren en een overweldigende natuur.
De verwachting is hoog.
Op luchthaven Zanderij werden we opgehaald door een chauffeur van het guesthouse in Paramaribo waar we de eerste drie dagen verblijven.
Het was een klein uurtje rijden naar Paramaribo, zo'n 45 kilometer. Naar mate we dichter bij de stad kwamen werd het drukker.
Het viel ons op dat de winkels naar ons gevoel vroeg dicht gingen. De volgende dag bleek het een Hindoefeestdag te zijn waarbij vrijwel
alle winkels dicht zouden zijn. Met uitzondering van de Chinese winkels natuurlijk.
Vanwege de feestdag waarbij kennelijk veel mensen in huiselijke kring deze dag vieren, was het heerlijk rustig op straat. Een wandeltocht
bracht ons naar de waterkant nabij Fort Zeelandia waar we prachtige oude koloniale huizen mochten aanschouwen. Dit gedeelte van Paramaribo
is ook het gedeelte waar de meeste overheidsgebouwen staan.
Het viel ons op dat vooral de overheidsgebouwen er in erbarmelijke staat uit zien.
De huizen zijn gebouwd van tropisch hardhout, wat waarschijnlijk de reden is waarom ze er na honderden jaren nog steeds staan, maar
het lakwerk ziet er erg slecht uit. Ondanks de hitte zijn we een aantal uren rond blijven wandelen om een goede indruk te krijgen
van dit gedeelte van Paramaribo. Zoals verwacht hebben veel straten Nederlandse namen zoals Keizerstraat, Heerenstraat, Julianastraat en
zelfs Sommeldijkstraat. Je moet weten dat Sommeldijk een klein dorpje is in Noord Holland (West Friesland), opmerkelijk toch?
Na onze wandeltocht hebben we heerlijk geluncht in een zaakje met de naam 'Zus&Zo. Wat je natuurlijk niet mag missen zijn de
overheerlijke Surinaamse maaltijden. Google is je beste vriend en vertelde ons dat Roopram en Joosje de beste zaken in Paramaribo zijn
waar je Roti, Bara en andere typisch Surinaamse gerechten kunt eten. Als lekkerbekken die we zijn, zijn we met google maps op de telefoon
's avonds begonnen aan een wandeltocht door de stad op zoek naar de beste Roti en Bara. Helaas waren de gevonden zaken gesloten, maar de
volgende dag hadden we meer geluk. Petra bestelde overheerlijke Roti en ik een broodje Bara. Met allebei wat te drinken erbij moesten we
38 SuRinaamse dolars (SRD) afrekenen. Omgerekend is dat 5 Amerikaanse dollars. Een schijntje voor zo'n heerlijke maaltijd. Bij een op het
toerisme gerichte eetgelegenheid in Suriname betaal je hiervoor als snel het drievoudige. Laat ons maar lekker tussen
de lokale bevolking zitten en eten.
Naar Atjoni
Morgen 9 november worden we 's morgens om 09:00 met een bus naar het plaatsje Atjoni (ook wel Pokigron genoemd) gebracht waarvandaan we per korjaal
de Surinamerivier op zullen gaan voor een drie uur durende vaartocht naar het plaatsje Botopasi, 180 KM ver in de jungle. Atjoni is
het laatste plaatsje wat bereikt kan worden over de weg. Vandaar is het alleen nog mogelijk om per boot (korjaal) in het achterland
te komen. Je kunt het natuurlijk ook gaan lopen, maar de overlevingskans in deze jungle is vrijwel nihil. Daar we geen internetontvangst
hebben in de jungle - lekker rustig overigens - zullen we onze ervaringen pas weer kunnen uploaden als we weer terug zijn in Paramaribo.
De tocht naar Atjoni was een tocht van vier uur. We vertrokken om 09:00 met taxichauffeur Mac naar deze als verst bereikbare plaats
over de weg. We hebben veel gesproken over Suriname, de huidige politieke situatie, het gedoe rond Desi Bouterse en de decembermoorden,
maar ook over de economische situatie. Wat dit laatste betreft hebben we onze beelden van Suriname uit de schoolbanken met hem gedeeld en
gevraagd wat daar nog van klopt. Ons beeld van Suriname is roodbruine gronden beelden van de bauxietwinning. Bauxiet als belangrijkse erts
t.b.v. de productie van aluminium was van groot belang voor de economie totdat na dreigende uitputting van andere gebieden een groot
gebied in het zuidwesten ontgonnen moest worden. De buitenlandse investeerder die al die jaren zeer veel geld in het laatje heeft
kreeg geen toestemming van de Surinaamse overheid om dit deel te exploiteren. Een goed alternatief was de goudwinning.
De Surinaamse overheid heeft t.a.v. de rechten op goudwinning in diverse regio’s concessies uitgegeven. Lokaal werden en worden nog steeds
contracten gesloten met Braziliaanse, Surinaamse en Franse gouddelvers die tegen een maandelijkse fee het recht krijgen goud te winnen op
de concessie, maar nog steeds is er ook veel illegale gouddelving met als gevolg een verontreiniging van kreekjes en uiteindelijk ook de
rivier waaruit de lokale bevolking zijn drinkwater en vis haalt. Nadat gelukzoekers aanzienlijke hoeveelheden goud vonden werd dit al
snel bekend bij een aantal grote maatschappijen in de Verenigde Staten en Canada. Vanuit milieuoogpunt is het goed voor dit mooie land
om vooral de grote maatschappijen te laten delen in deze rijkdom en eexploitatie- en exportfee's te incasseren, maar de praktijk is
helaas anders. Met eigen ogen zagen we de zwaar vergiftigde uitlopers van kleine riviertjes en stromen.
Een ander belangrijk exportproduct is hardhout.
Door de jaren heen zijn bepaalde gebieden aangewezen waar houtkap is toegestaan op een wijze waarop de natuur in Suriname de tijd krijgt
om te herstellen. De plaatsen zoals de foto laat zien worden landingsplaatsen genoemd. De boomstammen van soms anderhalve meter in
doorsnee worden hier verzameld en komen soms diep uit de jungle. Ze worden voorzien van een label en getransporteerd naar de haven.
De Surinamerivier
Om 13:00 kwamen we aan in Atjoni. Een drukte van jewelste, alhoewel volgens een local de drukte juist wel meeviel omdat de waterstand
zo laag was. Onderstaande foto laat mooi zien dat Atjoni het verzamelpunt is van alle mensen en goederen die naar dorpen in de buurt
moeten worden gebracht. Sommige dorpen hebben een eigen korjaal met bootsman waar de bewoners gebruik van maken en andere zijn
aangewezen op een bootsman met een prive korjaal.
Niet alleen personen en bagage worden vervoert over de rivier, ook bestelde en in de stad gekochte goederen bestemd voor het dorp
moeten worden afgeleverd per korjaal. Een andere vervoerswijze is er niet of je moet de financien hebben om je boodschappen per
vliegtuig te laten bezorgen. Kinderen gaan naar school in Atjoni en worden 's morgens gebracht en 's middags weer opgehaald tenzij
de afstand te groot is.
Kinderen van bijvoorbeeld Botopasi worden 's maandags gebracht, verblijven in een internaat en gaan vrijdags
weer naar huis. Zoals al verteld was de waterstand extreem laag. Oktober en november zijn de droge maanden en steeds meer delen van de
rivier vallen droog. Meer droge plekken betekent soms ook extra stroomversnellingen. In combinatie met een lage waterstand levert dat
voor de bestuurder extra risico's op. Op sommige plekken moeten de passagiers en soms ook de goederen uit de boot worden gehaald en wordt
de korjaal met snelheid tegen de stroom tussen de rotsen door gelaveerd. Op een zeker punt moesten ook wij de korjaal verlaten en voegde we
ons bij andere mensen, vooral schoolkinderen, tot we weer in konden stappen. Van een stel in Botopasi begrepen wij dat zij
onderweg moetsen wachten omdat hun bootsman een korjaal moest helpen die compleet met passagiers en bagage was omgeslagen. Een ongeluk
zit in een klein hoekje ondanks dat deze heren ontzettend goed kunnen varen en navigeren. Onderstaand filmpje toont enigszins de manier
van varen en de complexiteit van navigeren.
klik hier voor "korjaal op de moeilijk bevaarbare Surinamerivier"
Een groot aantal dorpjes paseerden we voordat we na vier uren varen aankwamen in Botopasi. Het dorp Botopasi en het ecoresort bevinden
zich aan weerszijden van de rivier. De koks en eigenaar van het resort zijn beiden afkomstig uit het dorp Botopasi. Beide "dorpen"
stralen alleen maar rust uit. Als je ergens tot rust wenst te komen dan heb je hier succes. Toen de korjaal ons afzette bij het resort
werden we begroet door een vriend van ons uit Curacao, die hier een huisje heeft. Hij had ons beloofd klaar te staan met een Parbo biertje.
We zetten ons bagage onder de grote Mango boom en proosten op onze veilige overtocht. Na vijf minuten voegt Corry, de eigenaar van het resort,
zich bij ons. We voelden ons direct thuis.
Botopasi resort
Corry is in 2006 gestart met de bouw van het resort. Mede omdat haar man uit het dorp Botopasi komt is het mogelijk gebleken om als
blanke vrouw aan de overzijde van de rivier dit te starten. Niet alleen omdat er vergunningen moeten worden geregeld en er een
korjaal met bootsman nodig is om goederen en gasten te laten vervoeren over deze zeer gevaarlijke rivier, je moet weten dat traditioneel
gezien nog steeds onmogelijk is dat een vrouw zich met andere zaken bezig houdt dan met wassen,koken en kinderen krijgen en opvoeden.
In de dorpen lijkt het of de tijd stil is blijven staan en dat geldt ook voor de gebruiken. We hebben ons ingeschreven voor een drietal
excursies om meer te leren van de omgeving, de geschiedenis en de cultuur. Een museumbezoek betreffende het leven van de Marrons, kaaimanspotten en een
jungle tocht met overnachting in het binnenland van Suriname. Maar nu eerst iets over het resort waar we verbleven en de schoonheid van
de omgeving. Aan de hand van onderstaand filmpje proberen we dit duidelijk te maken. Let hierbij op de volgende aspecten; het is midden
november wat wil zeggen de droge tijd in Suriname. In de rivier liggen zeer veel stenen en zandbanken wat het varen hier zo gevaarlijk
maakt in combinatie met de stroomversnellingen. In de natte tijd - van december t/m april - staat het water zo'n drie tot vijf meter hoger.
De huisjes op het resort zijn traditionele wosu's en een mangoboom die schaduw geeft op het heetst van de dag.
klik hier voor "Boto pasi resort"
De Marrons
Marron is een verbastering van het woord cimarrón en betekent ‘loslopend vee’. De Marrons van Suriname zijn afstammelingen van de
Afrikanen die in de slaventijd naar Suriname zijn gevoerd. Deze slaven deden pogingen om de slavernij te ontvluchten. Daar de
slavenhouders geen honden hadden om achter de gevluchte slaven aan te sturen waren zij redelijk succesvol en vluchten het woud in. Toch
zijn in het totaal maar een paar honderd slaven erin geslaagd en vestigden zich elders. Om de ontsnappingen een halt toe te roepen
werden de voeten van de slaven met ketens aan elkaar bevestigd. Een bepaalde groep vestigde zich aan de Surinamerivier.
De groep Marrons in Suriname bestaat uit verschillende volkeren. In totaal zijn er in Suriname vijf bevolkingsgroepen waaronder
de Aluka, Kwinti, Matawai, Ndyuka, Paramakanen en Saramakanen. Het zijn in het bijzonder de Saramakanen die zich aan de Surinamerivier
hebben gevestigd. De lokale taal die men spreekt is dan ook Saramakaans. De Marrons konden alleen overleven door hun eigen voedsel
te verbouwen en te leven van de jacht en visvangst. De mannen kapten een stuk bos open en branden het plat om vervolgens tegen de
regentijd de grond te gaan verbouwen. Deze gronden werden kostgronden genoemd. Vandaag de dag is het nog steeds hetzelfde als 250 jaar
geleden. Tijdens onze jungletocht hebben we overnacht op zo'n platgebrand kostgrondje.
Wat ook al die tijd in stand is gebleven is de hiërarchie en zijn de tradities binnen de stammen van de Marrons. Daar zij ook hun eigen
wet- en regelgeving kennen, stuit dit regelmatig op problemen met de gevestigde normen en waarden in Suriname. Binnen de dorpen komt weinig
tot geen criminaliteit voor, maar daarbuiten gelden de regels niet. We hebben tijdens ons bezoek aan het binenenland ook een bezoek gebracht
aan een traditionele stam met veel godenvereringen en offerfeesten. Een plaats waar geen toeristen welkom zijn, maar vanwege het noodzakelijke
bezoek aan het stamhoofd door een kennis van ons en de begeleiding van een jongen uit het naastgelegen dorp is ons een inkijk gegeven
in het dagelijks leven. Toen we naar binnen gingen moesten we onder een bepaalde sluier doorlopen om te voorkomen dat slechte geesten
ons zouden volgen. Toen we bij een cashewboom wilden gaan kijken werden we gewaarschuwd niet te dichtbij te komen. We zouden aan de
boom vast blijven zitten en sterven. Het fotograferen van dorpsbewoners is ook een erntig feit. Bij elke foto gaat een gedeelte van de
ziel van de persoon verloren. We hebben in het geheel geen foto's gemaakt in dit dorp.
Om een beetje een beeld te krijgen van de manier waarop men aan de rivier woont, hierbij een foto van het dorp Pikin Slee.
De jungletocht
Een jungletocht met een overnachting boekten we in september op Curacao met in gedachten dat we lastig gevallen zouden worden
door vervelende insecten en bedreigd door wilde dieren. De enige wilde dieren die we hebben gezien zijn apen hoog in de bomen. De reden
hiertoe is dat op dieren zoals jachtluipaarden, luiaards, boskonijnen etc. al zoveel is gejaagd dat deze zover het woud zijn ingetrokken
dat ze bijna niet meer worden gezien. In de Surinamerivier zijn nog wel kaaimannen te spotten en dat hebben we de avond voor ons
vertrek naar de jungle ook gedaan. Geen grote aantallen hebben we gezien, maar wel een paar kleine exemplaren van rond de meter
in lengte een enkele zeer grote van een meter of drie.
De jungletocht begon de volgende morgen met een stukje per korjaal naar Pikin Slee
waar we eerst langs het huis van de Basha, tevens medicijnman, zijn gegaan omdat zijn vrouw mee zou gaan om voor ons te koken.
Een teil met spullen werd klaar gezet die ze vervolgens op haar hoofd de
jungle in zou dragen. Ik kon het niet laten om te voelen hoe zwaar de teil was. Meer dan 25 kg was mijn inschatting. Vrouwen in deze
dorpen dragen tot 50 Kg op hun hoofd. Wat moeten zij een sterke nekspieren hebben. Onder begeleiding van Jonathan, de zoon van de Basha,
trokken we de jungle in. Prachtige hoge bomen keken neer op onze groep van acht personen die vooral gewapend met grote nieuwsgierigheid
hun ogen uitkeken. Al snel maakte het brede pad ruimte voor smalle paadjes overwoekerd door grote boomwortels.
Enkele kreekjes kwamen wij tegen en bereikten na niet al te lange tijd het kostgrondje van Pikin Slee alwaar we kamp hebben opgezet.
Op het grondje stond al een hutje van het dorp, echter het was veel te klein gezien de grote van de groep. Wat doe je als je huis te
klein is? Je gaat verhuizen of verbouwen. Aangezien dit het enige hutje is viel de eerste optie af en zijn we het "bos" in gegaan om
hout te hakken zodat de hut verlengd kon worden. Vier bomen waren nodig om de verlengingen van de draagbalken voor de hangmatten te
realiseren en de staanders. Een plastic zijl werd geplaatst om ons te beschermen tegen eventuele regenval.
Tijdens onze bouwactiviteiten richtte de vrouw van de Basha zich op het eten. Omdat we geen wild of vis hebben gevangen was de maaltijd
vegetarisch.
Bij vrijwel elke maaltijd in Suriname hoort rijst, dus ook in de jungle. We konden onze nieuwsgierigheid niet bedwingen en
spiekten - uiteraard met toestemming van de kok - in de pan. Een heerlijke geurige rijst was het resultaat. Wat groenten en cassaveachtige
aardvruchten maakten de maaltijd af. Voor het avondeten hebben we wederom een beroep gedaan op de natuur. Bananen groeien snel en op
vrijwel alle grondtypes zo ook op dit platgebrande kostgrondje. Daar de bananen nog erg groen zijn kunnen ze alleen gebruikt worden
als bakbananen. Daar wist de vrouw van de Basha wel raad mee en maakte wederom een heerlijke maaltijd.
Als je water hebt en vuur is het een kleine moeite om in ieder geval thee te zetten.
Emma en Kenneth doken het bos in om vervolgens met lemongrass terug te komen. Mooi wat de natuur ons allemaal biedt.
Koffie komt ook uit de natuur, maar om nu koffiebonen te gaan drogen en daarna te branden was iets teveel van het goede.
De lifesaver was Kenny die aan de koffiedrinkers heeft gedacht en toonde een doosje met espressosticks. Wat zouden we moeten zonder koffie :)
Wassen voor de nacht hoort ook tot de gebruikelijke dingen om te doen en de mogelijkheid hiertoe werd geboden bij een kreekje op niet
al te grote loopafstand. Potten en pannen afwassen gaat dan in een moeite door. Omdat de vrouw van de Basha niet gefotografeerd mag
worden hebben we dit niet vastgelegd op de gevoelige plaat. Een nachtrust in een hangmat biedt niet altijd de gewenste comfort, maar het
fijne gezelschap maakte alles goed.
De laatste dag
komt eraan...
<